DEN HAAG - De jeugdstrafkamer van de rechtbank Den Haag heeft vandaag drie verdachten, allen in de leeftijd van 16 tot 18 jaar, veroordeeld tot 400 dagen jeugddetentie, deels voorwaardelijk, voor hun betrokkenheid bij een steekpartij in de Thijssestraat in Den Haag in de vroege avond van 6 mei 2021. Twee van hen zijn verder veroordeeld wegens schuldwitwassen respectievelijk het medeplegen van een woninginbraak. Ook heeft de rechtbank forse werkstraffen opgelegd. Een vierde verdachte kreeg de PIJ-maatregel opgelegd. Een vijfde verdachte werd vrijgesproken. Een zesde verdachte moet later voorkomen.


Conflict rivaliserende jeugdbendes


Tijdens een confrontatie tussen jongeren in de Thijssestraat is het slachtoffer gestoken in onder meer zijn rug en oor. Het slachtoffer raakte hierdoor levensgevaarlijk gewond en het is door snel en adequaat ingrijpen van omstanders en hulpverleners dat hij dit heeft overleefd. De achtergrond van de confrontatie is gelegen in een conflict tussen rivaliserende jeugdbendes, die elkaar uitdagen om te vechten. Een zevende destijds 17-jarige verdachte werd later diezelfde avond slachtoffer van een dodelijke steekpartij op de Rijswijkseweg in Den Haag.

Meerdere messen

Het destijds 14-jarige slachtoffer heeft geen aangifte willen doen en de verdachten hebben allen hun betrokkenheid bij het steekincident ontkend en/of hebben gezwegen. De rechtbank acht in vier van de vijf zaken het medeplegen van poging doodslag bewezen, met name omdat de verdachten allen weet hadden van de afspraak, zij (grote) messen meebrachten, als groep van begin tot eind bij elkaar zijn gebleven en het slachtoffer gezamenlijk hebben opgedreven. Een groot deel van de aanloop van de confrontatie staat op camerabeelden. De daadwerkelijke steekpartij niet, maar uit getuigenverklaringen volgt dat het slachtoffer in het nauw werd gedreven en dat er meerdere messen (machetes) zijn gezien: het is er zeer heftig aan toe gegaan. Op camerabeelden van na het incident is het merendeel van de verdachten ook rennend te zien met messen. In het midden blijft wie het slachtoffer heeft gestoken.


Grote zorgen over messenbezit onder jongeren

De rechtbank ziet zich de laatste tijd geconfronteerd met een sterke toename van

steekpartijen tussen jongeren, waarbij bovendien de indruk bestaat dat naar steeds zwaardere wapens en vormen van geweld wordt gegrepen. Ook uit berichten in de media blijkt dat steeds meer jongeren – zowel binnen als buiten de scene van rivaliserende jeugdbendes – (grote) messen bij zich dragen. De rechtbank maakt zich grote zorgen over het messenbezit onder jongeren en de daarmee samenhangende toename van steekpartijen onder jongeren. Ook in deze strafzaken blijkt dat jongeren op straat regelmatig messen bij zich dragen en het gebruik van deze wapens niet schuwen op het moment dat er – in hun beleving – een ruzie met leeftijdsgenoten moet worden uitgevochten. Dit zorgt voor veel onrust in de betreffende wijken en meer algemeen in de maatschappij. Het voorhanden hebben van een mes vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, en dit leidt tot steeds meer steekincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. De rechtbank vindt dit een uiterst zorgelijke ontwikkeling en een groot maatschappelijk probleem.


Signaalfunctie

De rechtbank heeft aanzienlijke straffen opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de gepleegde feiten voor veel onrust in de maatschappij hebben gezorgd en jeugdbendes en wapenbezit onder jongeren een sterk gevoel van onveiligheid teweegbrengen. Mede in het licht van deze ontwikkelingen zal een strafoplegging voor iedere individuele verdachte, maar ook voor de samenleving, een signaalfunctie hebben.


Voorkomen herhaling

Het voorarrest van alle verdachten is (soms meermalen) geschorst. Uit het verloop van het schorsingstoezicht is gebleken dat het soms heel lastig was afstand te nemen van medeverdachten, hetgeen met vallen en opstaan is gebeurd. Dit terwijl door deskundigen in alle zaken dergelijke contacten als risicovol worden bestempeld. Het merendeel van de verdachten lijkt echter inmiddels afstand te hebben genomen van medeverdachten/jeugdbendes en allen hebben zij profijt (gehad) van de aan hen toegewezen jongeren coach. Dergelijke coaches staan dicht bij de belevingswereld van de verdachten en lijken hen goed te kunnen helpen op het rechte pad te blijven. Deze verdachten worden dan ook (in het kader van bijzondere voorwaarden) onder meer verplicht zich te laten blijven begeleiden door deze coaches. De rechtbank heeft in de vierde zaak conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming een PIJ-maatregel opgelegd. Er is in die zaak een duidelijke noodzaak tot behandeling om herhaling te voorkomen. Gelet op het negatieve verloop van het intensieve schorsingstoezicht van deze verdachte, het grote herhalingsgevaar in combinatie met de houding van de verdachte en het ontbreken van reële alternatieven, kan behandeling van de verdachte niet anders worden vormgegeven dan binnen een PIJ-maatregel.