DEN HAAG/LEIDEN - De rechtbank Den Haag heeft een 35-jarige man veroordeeld voor ontucht met een minderjarig meisje dat destijds 9 jaar oud was. Dat gebeurde van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020 in Leiden. De man heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd gekregen. Deze straf is fors hoger dan de eis van de officier van justitie die een celstraf van vijftien maanden had geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.


Voldoende (steun)bewijs

De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte gedurende een korte periode ontuchtige handelingen bij de minderjarige heeft verricht. Die handelingen bestonden uit het likken en betasten van de vagina en het met een vinger en de tong binnendringen van de vagina. Deze handelingen vonden bij het slachtoffer thuis plaats. De rechtbank vindt dat het slachtoffer daarover consistent, gedetailleerd en volledig heeft verklaard. Ook is er voldoende specifiek en concreet steunbewijs, zoals waargenomen emoties van het slachtoffer en verklaringen van de verdachte zelf. Die verklaarde onder meer bij meerdere gelegenheden met het slachtoffer in bed te hebben gelegen.

Strafmotivering

De rechtbank vindt dat de verdachte op grove wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft geschonden. De verdachte heeft het slachtoffer daarbij meerdere malen gewaarschuwd niets tegen haar ouders te zeggen. Zij was vanwege haar leeftijd kwetsbaar en de verdachte heeft met zijn handelen het risico genomen dat het slachtoffer permanent beschadigd is in haar (seksuele) ontwikkeling. Bij feiten zoals hier aan de orde acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van tussen de 24 en 42 maanden als uitgangspunt een passende strafrechtelijke reactie. De rechtbank ziet in deze zaak geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken.

Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat het om een periode gaat waarin ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Ook weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij zeker vijftien jaar een huisvriend was van het gezin waarvan het slachtoffer onderdeel uitmaakte en waar hij regelmatig op bezoek kwam. Daarmee was een vertrouwensband gecreëerd. De verdachte heeft met zijn handelen dat vertrouwen beschaamd. Verder heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven.

Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden. In dit geval is echter de redelijke termijn voor berechting overschreden. Dit leidt tot een vermindering met drie maanden. De rechtbank ziet geen reden voor een voorwaardelijk strafdeel.