DEN HAAG - In juli 2014 doet een bewoonster van Zorgboerderij Papenvoort aangifte van oplichting, PGB-fraude en dwang tegen de toenmalige eigenaresse, de nu 68-jarige verdachte uit Den Haag.

Uit het onderzoek dat de politie doet naar deze aangifte zou niet zijn gebleken van enig strafbaar feit. De aangifte krijgt geen verder vervolg. Tegen deze beslissing heeft aangeefster een klacht ex art. 12 Sv. ingediend. Het Hof oordeelde naar aanleiding van de klacht dat het onderzoek van de politie te eenzijdig en niet volledig was en gelastte nader onderzoek naar het aspect van uitbuiting. De politie heeft op verzoek van het Hof meerdere getuigen gehoord en het opgemaakte aanvullende proces-verbaal is door het Hof beoordeeld. Uiteindelijk heeft het Hof bepaald dat er weliswaar onvoldoende bewijs is voor een vermeende PGB-fraude, maar was van oordeel dat het dossier wel voldoende aanknopingspunten zou bieden voor een redelijk vermoeden dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan uitbuiting. Het Hof heeft daarop de vervolging voor uitbuiting bevolen.


In de aangifte spreekt aangeefster over zware arbeid, druk die op haar werd uitgeoefend en een beperking in haar bewegingsvrijheid, wat zou kunnen duiden op een uitbuitingssituatie. Aangeefster kan door haar handicap als kwetsbaar worden gekenschetst, reden waarom zij uiteindelijk onderdak vindt in de Zorgboerderij van verdachte.

De officier: “Het hoeft geen betoog dat het verblijf op de Zorgboerderij geen vrijblijvend karakter kent en dat van zorgbehoevenden binnen de grenzen van hun mogelijkheden een bijdrage wordt verwacht aan de dagelijkse activiteiten die onder meer bestonden uit de verzorging van de dieren”.

De verklaringen van verdachte over de aard van de werkzaamheden staan lijnrecht tegenover de verklaring van aangeefster. In het dossier bevinden zich een groot aantal verklaringen van getuigen, die zowel belastend als ontlastend hebben verklaard. Het beeld dat aangeefster zware arbeid moest verrichten, wordt door meerdere getuigen weersproken of genuanceerd. Aangeefster zou vrijwillig en op eigen initiatief het zwaardere werk oppakken om daarmee aan te geven hoe sterk en flink zij was. Aangeefster heeft het tekenen van een zorgovereenkomst ervaren als het uitoefenen van druk/dwang. Deze zorgovereenkomst was een voorwaarde voor verblijf op de zorgboerderij. Dit is dit in aanwezigheid van een getuige in een gesprek met aangeefster besproken en uitgelegd.

De officier komt na bestudering van het dossier, waaronder de verklaringen van de getuigen, tot de conclusie dat verdachte van het haar tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Dat brengt met zich mee dat de vordering benadeelde partij wat het OM betreft niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.