LEIDEN - De rechtbank Den Haag heeft een 80-jarige vrouw vrijgesproken van het beïnvloeden van twee getuigen tijdens een onderzoek naar de dood van een 14-jarig meisje in Leiden. De verdachte zou de twee getuigen hebben gezegd dat ze niet moesten verklaren over de later veroordeelde dader. De rechtbank oordeelt dat dit niet bewezen kan worden.

Beïnvloeden

Het levenloze lichaam van het meisje werd op 21 december 2021 aangetroffen in een park in Leiden. De politie startte een grootschalig onderzoek en hield al snel een verdachte aan. Hij is op 28 november 2022 onherroepelijk veroordeeld voor het om het leven brengen van het meisje. De rechtbank legde hem een celstraf op van 12 jaar en tbs met dwangverpleging.

De verdachte in deze zaak is de achtertante van de later veroordeelde man. Uit opgenomen telefoongesprekken blijkt volgens het Openbaar Ministerie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beïnvloeden van twee getuigen: de moeder van de veroordeelde man en zijn ex-vriendin. De verdachte ontkent dit. Zij zegt dat ze de moeder van de veroordeelde man psychische steun wilde bieden in een moeilijke tijd. Haar uitlatingen waren volgens haar alleen ondersteunend en adviserend.


Oordeel rechtbank

De rechtbank stelt vast dat de opgenomen gesprekken plaatsvonden in een roerige tijd. Een familielid van de verdachte werd verdacht van een zeer ernstig strafbaar feit. De verdachte heeft de familie, mede vanuit haar deskundigheid als psychiater, gesteund gedurende het onderzoek. In deze periode zijn binnen de familie en kennissenkring van de verdachte veel gesprekken gevoerd over het lopende onderzoek, zowel telefonisch als in persoon. De rechtbank weegt mee dat de door het Openbaar Ministerie genoemde uitingen momentopnamen zijn die in sommige gevallen voortborduurden op eerdere (niet telefonisch) gevoerde gesprekken. Bovendien zijn de uitingen deels geparafraseerd.

Uit de uitgewerkte tapgesprekken maakt de rechtbank op dat de verdachte haar opvattingen heeft gedeeld met de moeder van de veroordeelde man. Deze uitingen kunnen in het licht van het toen lopende onderzoek naar de dood van het meisje wellicht als tegenwerkend worden opgevat. De rechtbank kan op basis van die uitingen echter niet vaststellen dat de verdachte ook uitingen heeft gedaan met de bedoeling om de verklaringsvrijheid van de twee getuigen te beïnvloeden. De rechtbank beschouwt de uitingen eerder als steun en advies. Omdat het vereiste opzet niet kan worden vastgesteld, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken.