ZUID-HOLLAND - Het faunabeheerplan van de provincie Zuid-Holland voor de periode 2023-2029 biedt te weinig zekerheid dat andere manieren voor het beheer van de populatie konijnen worden afgewogen, voordat toestemming wordt gegeven voor het doden door afschot. Dat volgt uit een bestuurszaak bij de rechtbank Den Haag die is aangespannen door de stichtingen Fauna4Life en Animal Rights. Het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland moet binnen 12 weken nieuwe besluiten nemen.
Het faunabeheerplan
In het faunabeheerplan 2023-2029 dat het college in juli 2023 heeft goedgekeurd, wordt ervan uitgegaan dat in Zuid-Holland ongeveer 200.000 konijnen leven. De dieren leven bij voorkeur op droge, halfopen terreinen met zanderige grond. De burchten die ze maken kunnen zeer uitgebreid worden. Gemiddeld krijgt een konijn twee of drie keer per jaar vijf jongen per worp. Door hun graafactiviteiten kunnen ze grote schade en risico's veroorzaken op locaties als industrieterreinen, spoordijken, begraafplaatsen, trottoirs en sportvelden. Volgens het faunabeheerplan is het doden van konijnen op deze locaties noodzakelijk om schade te voorkomen.
In het faunabeheerplan zijn alternatieve maatregelen voor afschot van konijnen beschreven en wordt ingegaan op de effectiviteit daarvan. Eén van de alternatieve maatregelen is het plaatsen van rasters. Daarover wordt opgemerkt dat die kunnen worden ondergraven en dat jonge konijnen door mazen in een raster kunnen kruipen. Elektrische rasters zijn wel effectief, maar lang niet overal toepasbaar of gewenst. Over een maatregel als het vangen en herplaatsen van konijnen wordt toegelicht dat dit moeilijk is. De habitat moet geschikt worden gemaakt en gevangen konijnen overleven een verplaatsing vaak niet. Verder is duidelijk dat konijnen altijd zullen terugkeren, zolang het terrein geschikt leefgebied is.
Voor het uitvoeren van het faunabeheerplan heeft het college een ontheffing verleend aan de faunabeheereenheid. Dat is een eenheid die de uitvoering van het faunabeheer in de provincie coördineert en in een concreet geval toestemming voor afschot van konijnen verleent aan de beheerder van een terrein.
Beroepen
De stichtingen Fauna4life en Animal Rights zijn in beroep gegaan tegen de goedkeuring van het faunabeheerplan en de verlening van de ontheffing. Volgens de stichtingen worden al jarenlang duizenden konijnen doodgeschoten zonder dat dit het probleem heeft opgelost. Diervriendelijke oplossingen – zoals werende en verjagende maatregelen en het wegvangen en elders vrijlaten van konijnen – worden ten onrechte verworpen als niet bevredigende oplossingen, stellen ze.
In deze zaak beoordeelt de rechtbank of het college het faunabeheerplan mocht goedkeuren en of de ontheffing mocht worden verleend.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het college toereikend heeft onderbouwd dat op de locaties waar het faunabeheerplan op ziet in zijn algemeenheid schade niet voldoende kan worden voorkomen door het nemen van proportionele alternatieve maatregelen. Er wordt dus niet ontkomen aan het beheren van konijnen door afschot. Maar dit betekent niet dat direct tot afschot kan worden overgegaan. Zoals in het faunabeheerplan staat, moet in concrete gevallen eerst naar alternatieve maatregelen worden gekeken. Afschot kan alleen worden uitgevoerd als de beheerder een plan van aanpak maakt dat vervolgens wordt goedgekeurd door de faunabeheereenheid. Onderdeel daarvan is de verplichte inzet van werende en verjagende middelen, als dit mogelijk is.
De rechtbank oordeelt dat het faunabeheerplan geen kaders of instructies voor de faunabeheereenheid bevat om het plan van aanpak van een beheerder te kunnen beoordelen. Hierdoor is onvoldoende verzekerd dat andere oplossingen goed worden afgewogen, voordat er toestemming komt voor het door afschot doden van konijnen. Daar komt bij dat het college het bevoegd gezag is, maar geen toezicht houdt op de manier waarop de faunabeheereenheid het plan van aanpak beoordeelt. De rechtbank oordeelt dat het besluit tot goedkeuring van het faunabeheerplan onvoldoende is gemotiveerd. Daaruit volgt dat ook het ontheffingsbesluit onvoldoende is gemotiveerd. De beroepen van de stichtingen zijn daarom gegrond.
Het college moet binnen 12 weken opnieuw beslissen op de bezwaren van de stichtingen tegen de goedkeuring van het faunabeheerplan en opnieuw beslissen op de aanvraag van de faunabeheereenheid voor een ontheffing. Dit alles met inachtneming van deze uitspraak.