VOORBURG - Wie heeft het wapen vast gehad op het moment dat het fatale schot werd gelost? Was dit de verdachte of was dit het slachtoffer zelf? Deze vraag staat vandaag centraal in de strafzaak tegen een 19-jarige man uit Voorburg. De man staat terecht voor dood door schuld en vuurwapenbezit. Het OM eist 365 dagen, waarvan 164 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met voorwaarden.

Het incident vindt plaats in de nacht van 21 maart 2024 in een schuurtje aan de Van Barbansonstraat in Voorburg. Het slachtoffer woont op dat moment sinds enkele dagen in de schuur van de verdachte. Die nacht zijn de twee aan het chillen in de schuur. Er wordt geluisterd naar rapmuziek, ze roken een blow en “spelen” met een illegaal vuurwapen, dat de verdachte een aantal dagen eerder heeft gekocht, omdat hij bedreigd zou worden door personen uit een drillrapgroep. Die nacht gaat het wapen af en komt het slachtoffer, een 19-jarige man uit Den Haag, om het leven. Verdachte verklaarde dat het slachtoffer het wapen op zijn eigen hoofd had gericht toen het afging. Zij waren zich beiden niet bewust van de kogel die nog in het wapen zat.

“Dat de aanschaf van een vuurwapen uiteindelijk leidt tot de dood van zijn vriend toont op zeer wrange wijze aan hoe gevaarlijk het illegaal bezit van vuurwapens – en al helemaal omgebouwde vuurwapens – is en hoeveel leed het kan veroorzaken”, aldus de officier van justitie.

Video testschot

Uit forensisch onderzoek blijkt dat er DNA op het vuurwapen zit van zowel de verdachte als het slachtoffer. Op de telefoon van de verdachte wordt een video aangetroffen waarop te zien is dat de verdachte met het wapen schiet. Het gaat om een video die een dag daarvoor is gemaakt toen de verdachte samen met het slachtoffer naar een park ging om het wapen te testen. De verdachte verklaart dat hij zo geschrokken was van de knal, dat hij het patroonmagazijn in één van de tuinen nabij zijn huis onderweg naar huis heeft weggegooid. Hij zou bang zijn geweest voor de politie.

NFI

Uit onderzoek van het NFI blijkt dat “het zeer moeilijk is om jezelf met het vuurwapen met demper in de betreffende schootsrichting én met een schootsafstand van meer dan 10 cm in het hoofd te schieten.” Ook het schotrestenonderzoek levert ondersteuning voor het schieten door verdachte. Tot slot was het slachtoffer rechtshandig en zou hij volgens het scenario van verdachte met links hebben geschoten. Het OM concludeert dat het scenario van verdachte onaannemelijk is en dat het verdachte is geweest die met het wapen heeft geschoten.

Dood door schuld

Volgens het OM is sprake van dood door schuld. De verdachte heeft het omgebouwde vuurwapen aangeschaft, hij heeft zelf de patroonhouder gevuld en met patronen een testschot afgevuurd. Hij wist dus dat het vuurwapen werkte en heeft nog een keer moeten herladen voordat het testschot lukte. Verdachte heeft de patroonhouder weggegooid maar heeft niet gecontroleerd of het vuurwapen toen leeg was, ook niet bij het opbergen van het wapen. Die nacht toen hij zat te blowen met het slachtoffer in het schuurtje, heeft hij met het wapen zitten spelen, en is het slachtoffer daardoor dodelijk geraakt door een kogel.

Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwapens dodelijk letsel kunnen veroorzaken. Verdachte heeft het gevaar dat slachtoffer zou komen te overlijden in zodanige mate verhoogd dat het overlijden redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Verdachte moest en kon anders handelen dan hij heeft gedaan.

Het OM acht dood door schuld bewezen en eist eist 365 dagen waarvan 164 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met voorwaarden.